Toch zelfstandigenaftrek voor vennote VOF concepten

Hof Leeuwarden heeft in hoger beroep geoordeeld dat een vennote van een installatiebedrijf aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar verrichte werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren. Hierdoor heeft zij recht op zelfstandigenaftrek.
De vrouw exploiteert in vof-verband met haar echtgenoot een installatiebedrijf. Aanvankelijk dreef de man het van zijn vader overgenomen bedrijf als eenmanszaak. In 1993 is de vof opgericht. De man en de vrouw zijn ieder onbeperkt bevoegd en delen ieder voor de helft in de winst. In 2005 wordt de man ernstig ziek en neemt de vrouw tijdelijk zijn administratieve taken over. Een werknemer neemt het technische deel voor zijn rekening. Voor 2006 en 2007 is in geschil of de vrouw recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Rechtbank Leeuwarden stelt haar in het ongelijk, waarop zij in hoger beroep gaat.

Hof Leeuwarden oordeelt dat de vrouw aannemelijk maakt dat de door haar in 2006 en 2007 verrichte werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren. Door haar jarenlange ervaring en het veelvuldige overleg met haar echtgenoot kan zij gewoon als leidinggevende functioneren. Dit wordt ondersteund door de overgelegde verklaringen van afnemers en een leverancier. Dit betekent dat de vrouw recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek.

Heeft u vragen over de toepassing van de zelfstandigenaftrek in uw situatie, neem dan contact op met Administratiekantoor ZZP.

Rekenhulp: Werkruimte in de woning

Op de site van de belastingdienst, staat sinds kort een erg handige rekenhulp om te bepalen of u in aanmerking komt voor kostenaftrek van een werkruimte aan huis:

Werkruimte in de woning

Indien u toch nog vragen mocht hebben wat in uw situatie mogelijk is, neem dan contact op met Administratiekantoor ZZP.

VAR-WUO voor feitelijke opdracht van overeenkomst

Als men uitdrukkelijk heeft beoogd een overeenkomst van opdracht te sluiten en men geeft ook feitelijk uitvoering hieraan, geeft de Belastingdienst onder voorwaarden een VAR-WUO af. De opdrachtnemer moet dan in ieder geval in het kader van de zelfstandige uitoefening van een beroep zijn werkzaamheden zelfstandig, voor eigen rekening en risico verrichten en daarbij ondernemersrisico lopen.

Nut van de VAR

Met een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) hebben opdrachtgevers meer zekerheid vooraf als het gaat om de vraag of zij loonheffing moeten inhouden voor een opdrachtnemer. Deze verklaring kan door de opdrachtnemer worden aangevraagd en is geldig voor een periode maximaal één kalenderjaar. De opdrachtgever moet in eerste instantie zelf vaststellen of sprake is van een dienstbetrekking. Er zijn verschillende criteria waaraan hij de arbeidsverhouding kan toetsen. UWV en de Belastingdienst gebruiken in de controlefase of de opdrachtgever de arbeidsverhouding goed heeft gekwalificeerd overigens dezelfde toets.

Stappenplan

De eerste stap bij de beoordeling is het nagaan of sprake is van een echte privaatrechtelijke dienstbetrekking. Meent de opdrachtgever op basis van die toets dat het niet gaat om een dienstbetrekking is, dan kan het alsnog een fictieve dienstbetrekking zijn. Zie in dit kader het verdiepingsbericht . In dat geval moet de opdrachtgever dan toch loonheffing en premies werknemersverzekeringen inhouden. Is het geen fictieve dienstbetrekking dan hoeft geen inhouding plaats te vinden. Bij twijfel is het verstandig om na te vragen of de opdrachtnemer over een Verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (VAR-WUO) beschikt. Iedereen die woonachtig is in Nederland kan een VAR aanvragen voor werkzaamheden die hij zelf uitvoert voor één of meer opdrachtgevers. Als de opdrachtnemer van de Belastingdienst een VAR-WUO heeft ontvangen, hoeft de opdrachtgever namelijk geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen in te houden. Er vindt geen inhouding plaats gedurende maximaal de duur van de VAR-WUO.

Soorten verklaringen

De Belastingdienst zal bij ontvangst van het verzoek en na beoordeling van de omstandigheden een van de volgende verklaringen afgeven:

  • VAR-Loon: De Belastingdienst vindt dat een (echte of fictieve) dienstbetrekking aanwezig is, omdat duidelijk sprake is van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon.
  • VAR-WUO: De Belastingdienst beslist dat sprake is van winst uit onderneming door een weging van factoren zoals de hoogte van de winst, het aantal opdrachtgevers, hoogte van geïnvesteerd kapitaal, de tijd die aan de activiteiten wordt gespendeerd, de omvang van de werkzaamheden en de mate van ondernemersrisico.
  • VAR-ROW: De Belastingdienst ziet het inkomen als resultaat uit overige werkzaamheden. Het inkomen kwalificeert niet als loon uit dienstbetrekking of winst uit onderneming. Dit is in feite een restcategorie. De opdrachtgever en de opdrachtnemer kunnen gezamenlijk ervoor kiezen om het resultaat als loon te behandelen.
  • VAR-DGA: De Belastingdienst neemt geen dienstbetrekking aan tussen de directeur-grootaandeelhouder (dga) en de opdrachtgever. Maar gaat ervan uit dat de dga de werkzaamheden voor rekening en risico van de vennootschap verricht. De verklaring is dan tevens een zelfstandigheidsverklaring voor de Waz. De vennootschap hoeft in dat geval geen premies werknemersverzekeringen af te dragen.

Naheffing

De Belastingdienst kan ondanks de aanwezigheid van een VAR onder omstandigheden toch een naheffingsaanslag voor de loonheffing opleggen aan de opdrachtgever. Een naheffing van loonbelasting en premies kan plaatsvinden als hij heeft nagelaten te beoordelen of sprake is van een dienstbetrekking. De Belastingdienst kan ook een naheffingsaanslag opleggen als deze beoordeling wel heeft plaatsgevonden, maar achteraf wordt geconstateerd dat toch sprake is van een dienstbetrekking. Ten slotte kan naheffing plaatsvinden, als wel een beoordeling vooraf heeft plaatsgevonden en een geldige VAR aanwezig is, maar het de opdrachtgever redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat sprake was van een dienstbetrekking. De opdrachtnemer is in beginsel gevrijwaard van naheffing van loonheffingen als sprake is van een VAR-WUO-situatie waarbij de opdrachtgever alle stappen heeft gevolgd en geen inhoudingen heeft gedaan.

Opdracht van overeenkomst

In een zaak voor Rechtbank Arnhem speelde een soortgelijk geval. Het ging in deze zaak om een man die een hockeyelftal coachte en marketing adviezen gaf. Hij deed dit in de vorm van eenmanszaak en stond ook als zodanig ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De man had een VAR-WUO aangevraagd, maar de inspecteur gaf hem een VAR-LOON voor zijn activiteiten als coach en een VAR-ROW voor zijn marketing en advies werkzaamheden. De rechtbank vond echter dat de fiscus een VAR-WUO had moeten afgeven. Er hoefde volgens de rechter allereerst geen onderscheid te worden gemaakt tussen de verschillende werkzaamheden. De werkzaamheden lagen namelijk in elkaars verlengde. De rechtbank oordeelde op grond van de feiten en omstandigheden dat sprake was van een opdracht van overeenkomst. De man en de opdrachtgever hadden namelijk uitdrukkelijk beoogd een overeenkomst van opdracht te sluiten en geen arbeidsovereenkomst. En dit bleek ook duidelijk uit de feitelijk uitvoering die zij aan die overeenkomst hadden gegeven. Ook had de man voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ondernemersrisico liep en voldoende opdrachtgevers had, zeker in vergelijking met een relatief kort hockeyseizoen van zes maanden. Uit niets bleek dat het bestuur van de hockeyclub aanwijzingen gaf of dat de man verantwoording moest afleggen aan het bestuur. Het feit dat de eiser geen btw-aangiften had gedaan duidde evenmin op het bestaan van een dienstbetrekking.

Wet: Artikel 3.156 Wet IB 2001

Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 15 mei 2012 (gepubliceerd 22 mei 2012), LJN: BW6226

Heeft u vragen over de toepassing van de VAR-verklaring in uw situatie, neem dan contact op met Administratiekantoor ZZP.

Sanctie voor zzp-er welke zich niet tijdig aanmeldt voor ZEZ-regeling

Zwangere zzp-ers hebben recht op de regeling Zwanger en Zelfstandig (ZEZ). Zoals bij alle regelingen zijn er wel regels aan verbonden. Sinds maart 2012 worden onderneemsters die zich niet tijdig melden voor de uitkering gesanctioneerd. Want in de Wet arbeid en zorg (Wazo) staat dat de ZEZ uiterlijk twee weken voor de ingangsdatum van de uitkering aangevraagd moet worden. De uitkering kan ingaan zes tot vier weken voor de vermoedelijke bevallingsuitkering.

Hoogte sanctie

Wat gaat dat een zzp’er nu dan kosten als ze de ZEZ te laat aanvraagt ? De hoogte van de sanctie hangt af van de duur waarmee de aanvraagtermijn is overschreden en de verwijtbaarheid. Wordt de uitkering tot 56 dagen te laat aangevraagd, dan volgt een korting van 5 procent op de bruto-uitkering, bij een overschrijding tot 112 kalenderdagen, 10 procent en bij een overschrijding van meer dan 112 kalenderdagen een korting van 20 procent.

Als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, of zelfs geen verwijtbaarheid, dan kan de sanctie worden afgezwakt. Als de onderneemster niet op de hoogte is van de regeling, dan is dat geen geldig excuus.

Heeft u vragen over de ZEZ-regeling, neem dan contact op met Administratiekantoor ZZP.

Een meewerkende partner. Welke beloningsvorm levert fiscaal het meeste voordeel op ?

Het is iets dat regelmatig voorkomt: u hebt een bedrijf of bent van plan om een bedrijf te starten en uw partner helpt u bij uw werkzaamheden. Uiteraard heeft uw meewerkende partner recht op een beloning. Dit kan op verschillende manieren:

▪                U drijft samen een man/vrouwfirma.

▪                Uw partner heeft een dienstbetrekking.

▪                Uw partner ontvangt een reële arbeidsbeloning.

▪                U maakt gebruik van de meewerkaftrek.

Hoe weet u welke beloningsvorm het meeste voordeel oplevert?

1. U hebt beide ondernemerschap in een man/vrouwfirma

Wilt u het meeste voordeel uit uw bedrijf halen? Dan is een man/vrouwfirma de beste optie (een vorm van een Vof). U drijft dan samen op een gelijkwaardige manier de onderneming. Dit betekent ook dat u allebei ondernemer moet zijn voor de Belastingdienst. U moet beide aan het urencriterium van 1225 uur per jaar voldoen om van de ondernemersvoordelen gebruik te kunnen maken. Daarnaast moeten de werkzaamheden die u verricht gelijkwaardig zijn.

2. Uw partner krijgt een reële arbeidsbeloning (meewerkbeloning).

Werkt uw partner minder dan 525 uur in uw onderneming? Dan is een reële arbeidsbeloning de beste optie. Hierbij ontvangt uw partner jaarlijks een vergoeding van minimaal €5000. Voorwaarden zijn dat er geen sprake is van een dienstverband en dat de werkzaamheden relevant zijn voor de onderneming. Een voordeel van meewerkbeloning is dat u de meewerkbeloning van de winst mag aftrekken. Een nadeel is dat uw partner inkomstenbelasting en de premie zorgverzekeringswet moet betalen.

3. Uw partner werkt in loondienst.

U kunt uw partner ook in loondienst nemen, waarbij er sprake is van een gezagsverhouding en uw partner verplicht is bepaald werk te verrichten. U betaalt loonheffing en de werknemersverzekeringen voor uw partner.

4. Meewerkaftrek.

Tot slot kunt u gebruikmaken van meewerkaftrek. Uw partner moet dan minstens 525 uur per jaar werkzaam zijn binnen uw bedrijf. Afhankelijk van het aantal gewerkte uren van uw partner mag u een bepaald percentage van de winst aftrekken. Uw partner ontvangt dus geen beloning, maar u hebt wel voordeel voor uw bedrijf.

Welke optie voor uw situatie het beste is, hangt af van verschillende factoren. Wilt u weten of uw partner beter in loondienst kan werken of dat de meewerkaftrek voordeliger voor u is? Neem dan contact op met Administratiekantoor ZZP.

 

Fiscus besteedt extra aandacht aan ingevulde loon in aangifte

Jaarlijks besteedt de Belastingdienst extra aandacht aan een thema bij de behandeling van de aangiften. Dit jaar is dat het ingevulde loon.

Uit steekproeven is gebleken dat er fouten worden gemaakt door het verkeerd of niet invullen van loon. In de meeste gevallen is er sprake van slordigheid of onwetendheid. Volgens het ministerie van Financiën maken mensen minder fouten als zij de vooraf ingevulde aangifte gebruiken.

 

Verklaring zakelijk gebruik bestelauto voor IB-ondernemers

Het formulier voor het afgeven van een Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto door IB-ondernemers is nu beschikbaar.

Geen privégebruik

Ondernemers kunnen daarmee verklaren dat ze met de bestelauto van de zaak geen enkele kilometer privé rijden om zo de bijtelling/onttrekking voor privégebruik te vermijden. Er hoeft dan geen rittenadministratie bij te worden gehouden. De verklaring kan op zijn vroegst per 1 januari 2012 ingaan.

Invulinstructie

U drukt dit formulier af, vult het in en ondertekent het. Daarna verstuurt u het formulier naar Belastingdienst/Centrale invoer, Antwoordnummer 21450, 6400 SM Heerlen. U krijgt een ontvangstbevestiging van deze verklaring. De verklaring is vanaf de ingangsdatum voor onbepaalde tijd geldig.

Digitaal formulier

In de loop van 2012 komt er op het beveiligde gedeelte van de Belastingdienst een digitaal formulier beschikbaar. Vanaf dat moment kan de verklaring alleen nog digitaal worden ingestuurd en ingetrokken.De verklaring moet in de volgende situaties worden ingetrokken:

  • De bestelauto wordt niet meer gebruikt;
  • De bestelauto gaat helemaal of gedeeltelijk privé worden gebruikt;
  • Een andere bestelauto gaat zakelijk worden gebruikt;
  • De verklaring is onterecht ingediend.

Vergrijpboete

Voor onder meer de Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto geldt vanaf 2012 een actieve informatieplicht op straffe van een vergrijpboete van maximaal 100%. Zodra de belastingplichtige weet of kon weten van wijzigingen/misbruik moet de inspecteur op de hoogte worden gesteld.

Voor ondernemers:

Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ondernemer

Heeft u vragen hierover, neem dan contact op met Administratiekantoor ZZP.

 

 

Forse aftrekpost voor ZZPers met huurwoning

Ondernemers die een gedeelte van hun huurwoning voor de onderneming gebruiken, kunnen het huurrecht van die woning tot het ondernemingsvermogen rekenen. Dit zorgt voor een forse aftrekpost. 

Dit blijkt uit een uitspraak van rechtbank Arnhem uit 2010. Janna de Vries was medisch-wetenschappelijk tekstschrijfster. Zij was als zelfstandige zonder personeel ZZP’er werkzaam voor meerdere opdrachtgevers. Voor haar werkzaamheden – die fiscaal als een onderneming werden aangemerkt – maakte zij gebruik van twee kamers in de door haar gehuurde woning. Voor het gebruik van die werkruimte bracht zij een evenredig gedeelte van haar huisvestingkosten 25% van de huur plus andere kosten, in totaal 2.443 euro in aftrek op haar winst uit onderneming over 2005. De inspecteur schrapte die aftrekpost. De werkruimte in de huurwoning was geen zelfstandige werkruimte  in de zin van de belastingwet en daardoor werd niet voldaan aan de per 1 januari 2005 ingevoerde wettelijke vereisten voor een kostenaftrek. De Vries verzette zich tegen die correctie.

Huur als ondernemingsvermogen

Voor de rechtbank Arnhem voerde zij aan dat het onderscheid dat de wetgever had gemaakt tussen een zelfstandige en een onzelfstandige werkruimte wél of géén kostenaftrek in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank ging daar niet in mee. De wetgever mocht dat onderscheid maken, en de inspecteur had terecht gesteld dat de werkruimte in de huurwoning niet als een zelfstandige werkruimte kon worden aangemerkt: de werkruimte was niet zelfstandig verhuurbaar, de werkruimte had geen eigen ingang, geen eigen sanitaire voorzieningen, enz. De inspecteur had de kostenaftrek terecht geweigerd.

Maar toch pakte de procedure goed uit voor de ZZP’er. De rechtbank was het met belanghebbende eens dat zij het huurrecht van haar woning per 1 januari 2005 tot haar ondernemingsvermogen kon rekenen. Zij gebruikte 25% van de ruimte in haar woning voor zakelijke doeleinden, en dat rechtvaardigde de kwalificatie als ondernemingsvermogen. Daardoor kon zij alle kosten van de huurwoning de huur plus alle andere kosten, in totaal 9.251 euro in aftrek brengen op de winst, en moest zij voor haar woongenot een onttrekking in aanmerking nemen van de bij wet forfaitair voorgeschreven 1,4% van de WOZ-waarde van haar woning van 164.000 euro. Dat leverde per saldo een aftrek op van 6.955 euro, beduidend meer dan de aftrekpost die in de aangifte was geclaimd.

Tegenwoordig hoeft zelfs niet noodzakelijk 25% van de ruimte voor zakelijke doeleinden gebruikt te worden. De woning mag nu niet nagenoeg geheel (> 90%) voor privé doeleinden gebruikt worden. Indien u de ruimte voor meer dan 10% voor zakelijke doeleinden gebruikt, komt u hiervoor dus reeds in aanmerking. Wel zijn er aanvullende voorwaarden zoals de minimale arbeidsinkomsten (70%) welke vanuit je werkruimte verworven worden, waarbij ook nog 30% van je werktijd in de werkruimte besteed moet zijn.

Voor eventuele vragen hierover, neem contact op met Administratiekantoor ZZP.

Eén opdrachtgever maakt u toch ondernemer

Of de fiscus u aanmerkt als ondernemer is onder andere afhankelijk van het aantal opdrachtgevers. Heeft u slechts één opdrachtgever, dan kunt u toch ondernemer voor de inkomstenbelasting zijn. Dit is het geval als langdurige contracten normaal zijn bij de aard van uw werk en u daardoor één opdrachtgever heeft. De rechtbank in Breda heeft dit recent bevestigd.

U bent ondernemer als u voor eigen rekening een onderneming drijft en u wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Voor de beoordeling van het ondernemerschap kijkt de fiscus naar de volgende punten: duurzaamheid en omvang van de werkzaamheden, de beschikbare tijd, de winstverwachting, het debiteuren- en ondernemersrisico, de omvang van de bruto inkomsten, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers en de bekendheid naar buiten toe. In deze zaak ging het om een zzp-er die in 2007 startte met zijn onderneming in de bouw en zich bezighield met het storten van vloeren en het maken van wanden. De man had een ‘Verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming’. In 2008 werkte hij voor slechts twee opdrachtgevers. Zo verrichtte hij eerst werkzaamheden voor zijn voormalige werkgever en later dat jaar voor een tweede opdrachtgever. In 2007 behaalde hij een omzet van € 26.075 en in 2008 een omzet van € 77.864. Na 2009 had de man wel verschillende opdrachtgevers en behaalde een omzet van € 800.000. De inspecteur stelde bij een boekenonderzoek dat de man in 2008 geen ondernemer was voor de inkomstenbelasting en dus geen recht had op de fiscale faciliteiten.

Aard van het werk

De man was het hier niet mee eens en ging naar de rechter. De onderneming van de man was een organisatie van kapitaal en arbeid en het doel was ook om winst te halen. Hij was ook geslaagd in het behalen van winst. Daarnaast bezat de ondernemer voldoende zelfstandigheid bij het verrichten van zijn werkzaamheden en liep hij een zeker ondernemersrisico bij het verrichten van zijn werkzaamheden. Dat hij slechts voor één opdrachtgever had gewerkt, was niet van belang voor het ondernemerschap. Het hoorde bij de aard van het werk dat er sprake was van langdurige contracten. En daarnaast kiest een starter sneller voor zekerheid dan voor risico. Eén langdurige opdracht geeft in dat geval meer zekerheid. In latere jaren kreeg de man wel meer opdrachten. Volgens de rechtbank was de man in 2008 ondernemer en kon hij dus aanspraak maken op de ondernemersfaciliteiten.

Heeft u vragen over uw situatie, neem dan contact op met Administratiekantoor ZZP.

Eenvoudig bezwaar maken tegen BTW-correctie

Per 1 juli 2011 zijn de regels voor het bepalen van de BTW-correctie behoorlijk op de schop gegaan als gevolg van een uitspraak van rechtbank Haarlem. Over de eerste helft van 2011 moet u de BTW over het privégebruik van de auto van de zaak nog koppelen aan de bijtelling in de loon- en inkomstenbelasting. Voor de tweede helft van 2011 moet u uitgaan van een BTW-forfait van 2,7%. Tegen de berekening over de eerste helft van 2011 kunt u bezwaar maken. Via Administratiekantoor ZZP kunt u nu op eenvoudige wijze bezwaar aantekenen tegen de BTW-correctie over de eerste helft van 2011.

In uw aangifte over 2011 moet u gebruik maken van twee systemen voor het berekenen van de BTW-correctie. Over de eerste helft van 2011 moet u de BTW-correctie baseren op het werkelijk gebruik of 12% van de bijtelling in de loon- en inkomstenbelasting. De rechtbank in Haarlem vond deze regeling echter in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De wet is op dit punt gewijzigd en voor de tweede helft van 2011 moet u de correctie bepalen op basis van het werkelijke gebruik of een vast forfait van 2,7% van de catalogusprijs. U kunt echter nog wel bezwaar maken tegen de BTW-correctie over het eerste helft van 2011.

Collectief bezwaar

Administratiekantoor ZZP kan hiervoor een bezwaarschrift indienen voor meerdere cliënten tegelijk. Administratiekantoor ZZP schrijft één collectief bezwaarschrift voor al haar klanten. U moet er wel mee instemmen dat de fiscus uw bezwaarschrift kan aanhouden tot één jaar na het onherroepelijk worden van arresten van de Hoge Raad in relevante proefprocedures. Daarnaast vervalt voor u de mogelijkheid om gehoord te worden voordat de fiscus uitspraak op het bezwaarschrift doet. Vraag bij Administratiekantoor ZZP eens naar de mogelijkheden om aan te sluiten bij het collectief bezwaar!